In december 1922 – precies 100 jaar geleden – lanceerde de Franse filmproductiemaatschappij Pathé Frères een nieuw filmformaat: 9,5mm film. Het begin van een nieuw tijdperk in de geschiedenis van de amateurfilm. Samen met het 16mm filmformaat, dat het jaar erop door de Amerikaanse filmfabrikant Kodak op de markt werd gebracht, zorgde de komst van de nieuwe ‘smalfilmformaten’ en daarbij behorende vertonings- en opnametechnologieën voor een revolutie in zowel de thuisbioscoop als het amateurfilmen als twintigste-eeuwse vormen van vrijetijdsbesteding.
In deze blog sta ik als mediahistoricus stil bij de 100-jarige viering van de 9,5mm film en Pathé Baby filmtechnologieën, en laat ik zien hoe een experimentele media-archeologische benadering kan bijdragen aan het herontdekken en opnieuw tot leven brengen van dit nu grotendeels ‘vergeten’ medium. De bijdrage sluit aan op diverse 9,5mm filminitiatieven die dit jaar zijn georganiseerd door verschillende universiteiten, archieven en musea, onder andere door de INEDITS Association – Amateur Films / Memory of Europe, University of Southampton, Fondation Jérôme Seydoux-Pathé en Lichtspiel / Kinemathek Bern.
9,5mm film: een korte geschiedenis
Pathé’s 9,5mm film ontwikkelde zich in de jaren twintig en dertig tot één van de standaard filmformaten voor de amateurfilmer, samen met Kodak’s 16mm film (geïntroduceerd in 1923) en (dubbel) 8mm filmformaat (geïntroduceerd in 1932). De 9,5mm, 16mm en 8mm films werden ‘smalfilms’ genoemd, als tegenhangers van de 35mm ‘normaalfilm’: de standaard voor de bioscoop. In Nederland werd de 9,5mm film soms ook ‘kleinfilm’ genoemd. Het was in 1922 het formaat met de kleinste filmbreedte tot dan toe: drie rollen van 9,5mm film konden uit het materiaal van één 35mm filmrol worden geproduceerd.
Het effectieve beeldvlak van een 9,5mm film (6,5mm x 8,5mm) verschilde overigens niet veel van dat van een 16mm film (7,5mm x 10,5mm). Dat kwam doordat het 9,5mm filmformaat een centrale perforatie heeft. Anders dan bijvoorbeeld 35mm en 16mm film zitten de perforaties niet aan de zijkant, maar in het midden van de film – vlak boven en onder ieder filmbeeldje. Op een rolletje van zo’n 8 meter film zaten ongeveer 1000 kleine beeldjes, samen goed voor ruim een minuut aan bewegend beeld.
De kleine filmbreedte bespaarde filmmateriaal en daarmee kosten. Zodoende werd het filmen toegankelijk, ook voor niet-professionele filmers. De 9,5mm film was bovendien thuis veilig te gebruiken dankzij de acetaat-cellulose filmbasis, evenals de latere 16mm en 8mm smalfilms. Dit in tegenstelling tot 35mm film die tot in de jaren vijftig gebruikt maakte van nitraat-cellulose als filmbasis. Bijzonder aan 9,5mm film was verder dat het naast negatieffilm ook verscheen als omkeerfilm: een in die tijd nieuwe filmontwikkelmethode waarmee in tegenstelling tot het daarvoor gebruikelijke negatief-positief ontwikkelprocédé direct een positieve print kan worden gemaakt. Dit betekende opnieuw een kostenbesparing voor de amateur, die in tegenstelling tot de professionele filmer vaak slechts één filmprint en dus geen negatief nodig had.
Een antwoord op de vraag wat de 9,5mm film uiteindelijk zo succesvol maakte ten opzichte van eerdere pogingen om ‘de bioscoop naar de huiskamer’ te brengen, zoals Pathé’s slogan luidde, kan gezocht worden in een combinatie van de sterk gereduceerde kosten, de veilige acetaatfilm voor thuisgebruik én de release van compacte en gebruiksvriendelijkere technologieën om 9,5mm films mee te kunnen vertonen en maken: de Pathé Baby projector en camera.
Pathé Baby projector
De 9,5mm film werd in december 1922 op de markt gebracht samen met de Pathé Baby projector. Het Pathé 9,5mm filmsysteem diende in eerste instantie het vertonen van speelfilms in de huiskamer. Het Franse filmproductiebedrijf bracht een snel groeiende collectie huur- en koopfilms in omloop, bestaande uit gereduceerde filmprints. Met name komedies en cartoons waren populair, maar ook non-fictie titels waren te verkrijgen. Het Pathé 9,5mm filmsysteem werd wereldwijd verspreid en was naast Frankrijk met name populair in Engeland, Italië, Nederland, Duitsland alsmede Spanje, Noorwegen, India en de Verenigde Staten.
Een 9,5mm film, doorgaans opgerold in een ronde metalen cassette – bobines in het Frans – bevatte 30 of 60 voet film (ruim 9 of 18 meter). In de eerste Pathé Baby projectoren konden enkel deze filmcassettes worden geladen. De spoel diende aan de bovenkant van de projector te worden geplaatst, waarna de film door het filmkanaal kon worden geleid en gewonden op een as gevestigd aan de binnenkant van de projector. Latere versies van de Pathé Baby kwamen met diverse accessoires, waarmee onder andere grotere filmspoelen konden worden gebruikt, het filmbeeld in de projectie kon worden vergroot (met een speciale vergroter) of ingekleurd (met een kleurenfilter). Het Pathé Baby projectiescherm was zilverkleurig en kwam in diverse maten.
De Pathé Baby projector verscheen in eerste instantie als een hand-gedreven projector, waarmee de gebruiker zelf de snelheid van rotatie bepaalde (twee keer draaien per seconde was gebruikelijk). Latere modellen werden standaard gedreven door een elektromotor. De voet van de projector bevatte een weerstand, die de inkomende stroom (110-120 volt) geleidde. Vroegere modellen gebruikten doorgaans een filament projectielamp van 12 volt.
Een bijzondere eigenschap van het Pathé Baby 9,5mm filmsysteem was verder de notch-functie: een speciale inkeping in een filmbeeldje, waarmee het betreffende filmbeeld stil bleef staan voor de duur van twee keer draaien met de handel. De toepassing van de notch was om stilstaande beelden, zoals filmtitels, voor een bepaalde duur vast te zetten waarmee filmmateriaal kon worden bespaard.
Pathé Baby camera
Na het verschijnen van de succesvolle projector bracht Pathé enkele maanden later, in april 1923, de eerste 9,5mm filmcamera op de markt. De compacte Pathé Baby camera kwam, net als de Pathé Baby projector, eerst in een hand-gedreven uitvoering. Veermotor-gedreven camera’s verschenen pas na 1926, waaronder de populaire Motocamera. Met de komst van de Pathé Baby camera werd het voor amateurs niet alleen mogelijk om thuis (bioscoop)films te projectoren, maar ook om zelf films te maken. De belichte filmspoeltjes werden door de fabrikant ontwikkeld, of door de amateur zelf. Gedurende de jaren twintig en dertig verschenen diverse handboeken, tijdschriften en gebruikshandleidingen waarin de (beginnende) amateur van adviezen werd voorzien in het maken, ontwikkelen, monteren en projecteren van zelfgemaakte films. Daarmee diende het Pathé 9,5mm filmsysteem naast de thuisbioscoop ook het amateurfilmen, een 20e-eeuwse hobby waarvoor de belangstelling in deze jaren groeide, met name onder welgestelde families en hobbyisten. In deze vroege periode ontstonden ook de eerste amateurfilmclubs, zowel voor 9,5mm als voor de andere smalfilmformaten.
Conservator amateurfilm Valentine Kuypers van het Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid toont in onderstaande video diverse 9,5mm filmtechnologieën uit het archief en legt daarbij uit hoe dit Pathé Baby systeem verschillende praktijken diende, waaronder het thuis projecteren alsmede het zelf maken van films.
Experimentele media archeologie
In het kader van het onderzoeksproject Doing Experimental Media Archaeology: Practice & Theory (DEMA) (2019-2022) van de Universiteit Luxemburg, heb ik me verdiept in de geschiedenis van de vroege thuisbioscoop en het amateurfilmen. Deze gebruikerspraktijken ontwikkelden zich sterk gedurende de eerste decennia van de twintigste eeuw. Voor het onderzoek maakte ik gebruik van ‘experimentele media-archeologie’, een methodologische benadering ontwikkeld door mediahistoricus Andreas Fickers en filmwetenschapper Annie van den Oever sinds 2014. Kenmerkend aan deze benadering is dat gebruik wordt gemaakt van historische re-enactments en andere hands-on experimenten en opvoeringen om meer inzicht te krijgen in de materialiteit en gebruiksgeschiedenissen (histories of use) van bepaalde historische mediatechnologieën.
Het onderzoek betrof een vergelijkende studie, waarin ik de Pathé Baby heb vergeleken met een andere vergeten mediatechnologie: de Kinora, één van de eerste bewegend beeldtechnologieën voor thuisgebruik uit de jaren 1900-1910. In de hands-on experimenten en re-enactments met de Pathé Baby filmprojector en camera probeerde ik het historisch gebruik ervan na te bootsen, bijvoorbeeld door zelf een 9,5mm film (Felix de Kat) te projecteren met een originele hand-gedreven Pathé Baby projector uit ca. 1925. De objecten heb ik via eBay aangeschaft voor het DEMA-onderzoeksproject en, in het geval van de projector, laten repareren, zodat ze opnieuw konden worden gebruikt in de hands-on experimenten en tijdens live demonstraties.
Met behulp van de Pathé Baby handleiding leerde ik hoe je de film in de projector legt en langs het beeldkanaal geleidt. Ook hoorde ik bij het vertonen van de openingstitel het kenmerkende geluid van de notch, die de filmtitel stilzette tijdens de rotatie. Dankzij de directe, hands-on ervaring met de Pathé Baby kwam ik zodoende dichterbij de historische gebruikerspraktijk dan wanneer ik enkel die handleiding zou hebben bestudeerd. De opgedane ervaring plaatst bovendien bepaalde historische bronnen, zoals advertenties, in een ander daglicht. Anders dan de advertenties uit de jaren twintig en dertig deden doen geloven, produceerde de 12 volt projectielamp bijvoorbeeld een uitermate zwak beeldje, zeker als het projectiescherm meer dan een meter van de filmprojector is geplaatst.
In een ander media-archeologisch experiment heb ik ook de Pathé Baby camera uitgeprobeerd, namelijk door een verouderde maar onbelichte film in een Motocamera uit circa 1928 te laden. Helaas leverde dit experiment weinig op: zelfs met extreem korte ontwikkeltijden verscheen er geen enkel filmbeeld.
Speciale 16/9,5mm machine
Nieuwe 9,5mm film wordt helaas niet meer geproduceerd, in tegenstelling tot bijvoorbeeld 16mm en 8mm film. Toch is het, al dan niet indirect, mogelijk om 9,5mm films te maken anno 2022. Namelijk met behulp van een speciale perforatie- en snijmachine, die van een 16mm film een 9,5mm film kan maken. Deze machine, gemaakt in de jaren zeventig door de Zwitserse amateurfilmer, precisiemonteur en treinmachinist Paul Goy (1926-2018), is onderdeel van de apparatencollectie van Lichtspiel / Kinemathek Bern in Zwitserland.
Eind augustus 2022 reisde ik samen met filmarchivaris Mirco Santi, medeoprichter van het Home Movies – Archivio Nazionale del Film di Famiglia filmarchief in Bologna, naar Lichtspiel om deze speciale machine in werkende staat te bewonderen én te gebruiken voor onze eigen films. Mirco wilde de machine gebruiken om de performatieve kwaliteiten van een speciale 9,5mm compilatiefilm uit 1929 te preserveren, namelijk door een 16mm duplicaat ervan bij te snijden en te perforeren, zodat de film opnieuw op een 9,5mm filmprojector kon worden afgespeeld en vertoond, bijvoorbeeld in publieke voorstellingen die het Home Movies filmarchief organiseert.
De film betrof een speciale compilatiefilm, gemaakt door de met prijzen bekroonde Italiaanse amateurfilmer Pippo Barzizza. De film bestaat uit meerdere reels waarop fragmenten van zowel speelfilms als zelfgemaakte films te zien zijn. Doordat de originele 9,5mm film te kwetsbaar is om opnieuw te projecteren, biedt de perforatie- en snijmachine de mogelijkheid dit toch te doen, na ruim 90 jaar.
Onderstaande video demonstreert hoe Paul Goy’s speciale machine een 16mm film perforeert en bijsnijdt naar 9,5mm film. De machine wordt in het Lichtspielarchief naast demonstratiedoeleinden ook gebruikt voor het maken van 9,5mm filmleader.
Lang leve 9,5mm film!
Ondanks de belangrijke rol van Pathé’s 9,5mm film in de (amateur)filmgeschiedenis en diens bijdrage aan de popularisering van het thuis vertonen en zelf maken van films, heeft het uiteindelijk plaats moeten maken voor Kodak’s 16mm en 8mm films, die vooral in de naoorlogse periode de concurrentiestrijd definitief van het Pathé-formaat wonnen. Ondanks dat vele 9,5mm amateurs decennia lang bleven doorfilmen op hun geliefde formaat, is 9,5mm film geleidelijk aan een ‘vergeten’ medium geworden.
Experimentele media-archeologie maakt het mogelijk om – precies honderd jaar na de introductie van Pathe’s bijzondere filmformaat – de 9,5mm filmervaring opnieuw te beleven. Ofwel door het projecteren van een originele film met originele vertoningsapparatuur uit de jaren twintig en dertig, of door middel van het simuleren hiervan met een ‘nieuwe’ bijgesneden en opnieuw centraal geperforeerde film. De hands-on en experimentele benadering biedt zodoende een meerwaarde voor zowel mediahistorici en filmarchivarissen die geïnteresseerd zijn in de materialiteit en performatieve kwaliteiten van historische films en de daaraan verbonden mediatechnologieën.
Deze blog is gebaseerd op mijn artikel ‘Thinkering with the Pathé Baby: Materiality, Histories and (Re)use of 9.5mm film’, geschreven samen met filmarchivaris Mirco Santi (Home Movies – Archivio Nazionale del Film di Famiglia) en verschenen in NECSUS. European Journal of Media Studies in najaar 2022. Begin 2023 verschijnt het boek Doing Experimental Media Archaeology: Practice, geschreven samen met Aleksander Kolkowski, uitgegeven door De Gruyter Oldenbourg in combinatie met het boek Doing Experimental Media Archaeology: Theory van Andreas Fickers en Annie van den Oever. Voor meer informatie over het DEMA-onderzoeksproject, ga naar de website Doing Experimental Media Archaeology.